Op de vraag waarom het gezelschap waarin ik verkeerde zo makkelijk deed over het feit dat hun veertig-plusser er twee vriendinnen tegelijkertijd op nahield, antwoordde de eerste dat dat inderdaad een beetje puberaal was, de tweede dat de waarheid meerdere kanten heeft en de derde dat hij vooral zijn eigen ding moest doen.
Je eigen ding doen.
Bij jezelf blijven.
Je eigen dromen najagen (dat wat je ouders en je tantes en je ooms en je oma’s en je opa’s en je bedovergrootmoeders niet konden).
Doen wat voor jou goed voelt.
Dat deden
mijn achterbuurjongen toen ik zes was, de pestkop toen ik twaalf was, de arrogante en egoistische klasgenoot in de vierde, die hypocriet op de universiteit evenals de kortzichtige, de discriminerende, de belazerende, de oude en de jonge Bush of Bin Laden en nog zo’n stel randdebielen en de hoerenlopers ook. Het Eigen Ding Doen is verheven tot koning van de verwachtingen. Verwachtingen die je niet mag hebben, vraagtekens die je niet mag plaatsen.
Het is de pachter van de waarheid, de rechter, de advocaat en de aanklager. De politieman en de bewaker van de grenzen van de Eigen Dingen staat. Het houdt geen rekening met toekomst, verleden, vrienden en kompanen, familie en nazaten.
Maar het is wel een heel handig hip excuus, dé manier om dat wat krom is recht te praten.