‘Ga ‘s weg met die grote blauwe ogen van je.’ Met zijn hand maakt hij een wapperend gebaar, zoals je doet als er een vlieg om je hoofd zoemt.
‘Zeg, ik ben geen vlieg hoor, ofzo!’ roep ik verontwaardigd. Ik herken het gebaar van vliegen wegwapperen heel goed.
‘Ja ga dan weg!’ wappert hij. ‘Hup!’
‘Je kunt ook om me heen hoor’, mompel ik terwijl ik mijn tas om mijn schouder zwiep. Terwijl ik dat doe realiseer ik me dat ik helemaal geen zin heb om me zo te laten commanderen. Ik zet een stap terug naar waar ik stond. ‘Ik heb eigenlijk liever dat je om me heengaat.’ Met mijn handen in mijn zij blijf ik in de deuropening staan. Om mijn statement kracht bij te zetten, plaats ik ook nog een voet naar voren; mijn ‘ik sta hier prima-positie’.
‘Godnonde.’
Ik glimlach.
‘Godnonde’ zegt hij nog een keer.
Ik zie hem denken. ‘Kijk, een vlieg!’ wijst hij naar het plafond. Dan buigt hij zich voorover, pakt met een zwier zijn jas en mijn huissleutels uit de deur, glipt naar buiten en doet als een haas achter zich de deur op slot. Ik ben nog binnen.
‘Godnonde!’ roep ik.
‘Tot straks!’ roept hij nog.