‘Hoe raar zou je opkijken als iemand iets onverwachts zou doen?’ De dromer kijkt over het scherm van zijn laptop. De laptop is wit. Buiten is het zonnig.
De denker legt zijn boek op de bank.
Hermann Hesse. Het lange, het trage, het beeld. Hij kijkt naar de kaft waar een mooie tekening op staat. Bloemetjes, bomen en gras. Twee kinderen die met een rugzak op pad gaan. In de verte een kasteel, iets dichterbij een paard. Reis naar het morgenland. Het is een mooie kaft. De denker houdt van Hermann Hesse.
‘Hee?’ spoort de dromer hem aan. ‘Hoe raar zou je opkijken?’
‘Ik weet het niet’ peinst de denker. Een lichte frons verschijnt op zijn voorhoofd. Met zijn vingers tikt hij een enkele keer op het boek.
Dan zucht hij. ‘Het is geen eenling. Ik denk dat ze dat nooit zou doen.’