De jongleur was het even zat. Met de balletjes die hij gooide en de balletjes die hij ving. Hij ging even op een stoepje zitten, vanwaar hij de wereld met eigen ogen, maar vanuit ander perspectief bezag.
Wat renden de mensen eigenlijk hard.
Daar liep een man, die hem zo in elkaar slaan kon.
Maar dat gebeurde niet.
Daar kwam een kind, dat brutaal tegen hem was.
Iets zei over zijn gekke pet en dat hij in de was moest.
Het was de houding van verwendheid, waarmee het kind tegenover hem stond.
Zijn leven was even niet meer gelijk aan hoe hij dacht.
Hij zelf en anderen.
Dat wat hij hoopte en dat wat hij had verwacht.
Eind en start en alles er tussenin,
was een vraag geworden.
Waar het einde eindigt en de start begint.
Op het plein gooide iemand een bal.
Het was een andere jongleur.
Die terwijl hij nadacht,
zijn plekje in de echte wereld stal.