‘Het is niet dat ik geen keuzes kan maken, maar als er iets nieuws bij komt, dán kan ik geen keuzes meer maken.’ De Dromer kijkt op, met in zijn ogen een blik die kwetsbaarheid verraadt.
De Denker kijkt naar de tafel. ‘Je kunt dat nieuwe toch gewoon even apart zetten en dan even afwachten waar je het laat?’
‘Vanzelf?’
‘Ja. Vanzelf’, hij knikt sympathiek en aanmoedigend.
De Dromer moet er over nadenken. Dan schudt hij zijn hoofd. ‘Nee. Zo werkt het niet.’ Hij kijkt triest. ‘Maar ik weet dus niet wat ik weg moet doen, tot zich een uitzondering voordoet.’
‘Negatief?’
‘Of positief. Als het extra positief is, moet er iets extra’s weg.’
‘Ik toch niet?’
‘Nee. Jij niet. Iets.’
‘Ook niet onverwacht.’
‘Ook niet.’
‘Dus als het draait om mij of erbij, dan moet het erbij.’
‘Dan moet het erbij. Net als jij.’
De Dromer kan geen keuzes maken
I’d rather be (me)
Het melatonine pilletje dat ik had geslikt bracht mij niet de gewenste slaap, want het was over de datum. Daardoor lag ik vannacht niet alleen wakker van mijn griephoofd, ik was ook misselijk. Terwijl ik naar het plafond keek en lag te wachten tot het pilletje was opgelost, moest ik denken aan de stapel foto’s gisterenmiddag, bij mijn oma aan tafel. Een berg voor me, van zwart-witte plaatjes, met een gekarteld randje en vrouwen met rokken die geen knipoog waren naar andere tijden, maar gewoon op dat moment hip. Achterop de foto’s stond met pen en scheve letters ‘fietsvacantie naar ‘s-Hertogenbosch, 1947’. Of er stond niks en dan kon ik het aan oma vragen. Of, als oma even in de keuken stond dan verzon ik zelf wel wat er op het plaatje gaande was.
Oma.
‘Sneek, 1948.’ Ik weet niet wat me meer trok; dat wat ik kende, of dat wat ik juist niet kende. Met mijn neus boven het zwart en wit en met mijn hoofd voorover kwamen de foto’s steeds dichter bij me. Alsof ik in het verleden kroop. Mijn oma grinnikte er een beetje van.
‘En zie je wie dat is?’ ze wees naar een klein kereltje met een kort broekje en hoog opgetrokken sokken. Op de achtergrond een sloot en een molen in het Friese landschap. Voor, naast en achter hem gras.
‘Geen idee. Wie is het?’ Ik keek op, ik zag dat mijn oma glimlachte.
‘Hier.’ Toen pakte ze een envelop en stopte er voorzichtig een deel van de stapel in. ‘Neem maar mee.’
Met een blos op mijn gezicht gingen de plaatjes dankbaar in de tas en eenmaal thuis legde ik alle gezichten op tafel. ‘Hallo’, mompelde ik naar die oud-oud-ooms en tantes van wie ik een heel stel maar zelden of nooit heb gezien, en waarvan ik een aantal ook nooit meer ontmoeten zal.
Mijn familie. En een fietsvakantie naar ‘s-Hertogenbosch. Vacantie. Een onbekend gezicht.
Dit is het. Dit is het echt.
Riekster vindt zichzelf een lucky bastard
Al weken staat er een leeg logje met een titel te wachten op mooie woorden. De titel is Riekster vindt zichzelf een lucky bastard, en daarna komt er niks. Ik kan er geen goed begin bij verzinnen, en alles eindigt met een matig einde.
Nu maak ik heus leuke dingen mee. Zo at ik gisteren een hele lekkere hartige taart. En er mankeert weinig aan mijn humeur; ik kan goed lachen om slechte grappen. Maar toch wil het maar niet lukken, dat schrijven over Riekster die zichzelf een lucky bastard vindt.
Maar ik bén het hoor. Moet u weten. Lucky.
En bastard.
Al moet ik toegeven, dat ik het hoe en wat er zelf ook niet precies van weet.
Was hij maar
Op het moment dat-ie…,
dacht hij dat hij wel zou zeggen dat ze…
nee.
Zo hoopt hij
wel vaker iets
en dan doet hij het niet.
Dat valt dan toch weer tegen.
Riekster vindt het lastig om te functioneren
Inkomend telefoongesprek: ‘Ik had je inderdaad op CC gezet. Maar als ik had geweten dat je het zou lezen dan had ik dat natuurlijk niet gedaan.’
Aan mijn kant van de lijn wordt niets teruggezegd.