‘Als je nu je mond niet houdt dan gips ik je in,’ zegt hij.
‘Ik praat omdat jij niet luistert,’ zegt ze terug.
‘Ha, ik luister wel, maar je zegt elke keer hetzelfde.’
Ze zucht. ‘Je wuift mijn woorden weg. Alsof het niet waar is, wat ik zeg.’
‘Welnee.’
‘Kijk, nu doe je het weer.’
‘Je moet niet zoveel waarde hechten aan je woorden.’
…
…
‘Dat komt doordat je ‘t eng vindt, wat ik zeg.’
Prachtig dichtbij, deze woorden.
Dank, Wenz. Dichtbij. Maar even zo ver weg.