Het kwam door de rust, dat ik zo onchristelijk vroeg in bed lag en door de stilte werd ik pas dertien uur later weer wakker. Kalm stond ik op, at een banaan en niet veel later jogde ik langs de Waal. Soepel, over de kade en de brug, in de frisse lucht en met de wind in mijn gezicht. Nijmegen lag onveranderd aan de overkant. Even later draaide ik langzaam over de dijk weer terug naar huis, waar het inmiddels warm was.
Ik rekte mijn rug,
ik voelde mijn spieren,
ik voelde de ruimte in mijn aderen
het hete water spoelde de inspanning van mijn lijf.
In de loop van de middag stapte ik in de auto en ging nog eens over de Waalbrug.
Op de A50 sneeuwde het – op de A12 niet.
Ik sloeg af voor koffie en maakte een tussenstop die langer duurde dan ik nodig had.
Op het fietspad liep een man in een berenpak.