Je moet je hart

‘Ik vind dat ik teveel over mezelf praat.’
Hij zit op de kast, met zijn benen bungelt hij tegen de deurtjes. Zijn hoofd in zijn ene hand, een sigaret in de andere.

‘Oh.’ Ik hang op de bank. Mijn voeten liggen op tafel, een fles wijn staat ernaast. Ik ben benieuwd hoe lang nog.
Er zijn al veel glazen op die manier gesneuveld, altijd in duizend stukken.
Dat krijg je van Ikea. Rommel zorgt voor zorgen in het leven.

‘En nu weer. Nu praat ik weer over mezelf.’
‘Nou en.’
Ik stoot de fles om, sneller dan verwacht. Ik vang hem op met een voet.
De denker moet van de kast, pakt de fles van mijn voet en schenkt zichzelf nog eens een bel vol.
Onderweg naar boven geeft hij mij een aai over mijn bol. En een zoen op mijn kruin. Daar waar ik het fijn vind.

‘En ik heb ook geen geduld.’
‘Dat is zo. Maar ik heb ook geen geduld.’
‘Nee. Dat is waar. Dat is fijn.’
‘Ja. Fijn.’

Stilte.

‘Je mt je art knie mrzo bij iema in bewaing geev.’ Ik prop mijn mond vol met druiven en kaas.
‘Wat?’
‘Je moet je hart ook niet maarzo bij iemand in bewaring geven.’

We lachen.
Soort van.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *