Het melatonine pilletje dat ik had geslikt bracht mij niet de gewenste slaap, want het was over de datum. Daardoor lag ik vannacht niet alleen wakker van mijn griephoofd, ik was ook misselijk. Terwijl ik naar het plafond keek en lag te wachten tot het pilletje was opgelost, moest ik denken aan de stapel foto’s gisterenmiddag, bij mijn oma aan tafel. Een berg voor me, van zwart-witte plaatjes, met een gekarteld randje en vrouwen met rokken die geen knipoog waren naar andere tijden, maar gewoon op dat moment hip. Achterop de foto’s stond met pen en scheve letters ‘fietsvacantie naar ‘s-Hertogenbosch, 1947’. Of er stond niks en dan kon ik het aan oma vragen. Of, als oma even in de keuken stond dan verzon ik zelf wel wat er op het plaatje gaande was.
Oma.
‘Sneek, 1948.’ Ik weet niet wat me meer trok; dat wat ik kende, of dat wat ik juist niet kende. Met mijn neus boven het zwart en wit en met mijn hoofd voorover kwamen de foto’s steeds dichter bij me. Alsof ik in het verleden kroop. Mijn oma grinnikte er een beetje van.
‘En zie je wie dat is?’ ze wees naar een klein kereltje met een kort broekje en hoog opgetrokken sokken. Op de achtergrond een sloot en een molen in het Friese landschap. Voor, naast en achter hem gras.
‘Geen idee. Wie is het?’ Ik keek op, ik zag dat mijn oma glimlachte.
‘Hier.’ Toen pakte ze een envelop en stopte er voorzichtig een deel van de stapel in. ‘Neem maar mee.’
Met een blos op mijn gezicht gingen de plaatjes dankbaar in de tas en eenmaal thuis legde ik alle gezichten op tafel. ‘Hallo’, mompelde ik naar die oud-oud-ooms en tantes van wie ik een heel stel maar zelden of nooit heb gezien, en waarvan ik een aantal ook nooit meer ontmoeten zal.
Mijn familie. En een fietsvakantie naar ‘s-Hertogenbosch. Vacantie. Een onbekend gezicht.
Dit is het. Dit is het echt.