Hoewel ik nooit zelden frietjes bij hem koop, hebben de Perzische jongen van de friettent en ik de afgelopen maanden een zwaairelatie opgebouwd. Steeds als ik voorbijloop zwaait hij vrolijk naar mij en ik zwaai dan vrolijk naar hem terug. Of ik zwaai vrolijk naar hem en dan zwaait hij terug, een beetje verlegen. Hij en zijn friettent wonen bij mij in de straat, en aangezien ik nogal eens naar huis moet en hij nogal eens moet werken, wordt er door ons nogal wat afgezwaaid. Heel gezellig, allemaal.
Hij heeft altijd een zwart t-shirt aan. Dat is vast omdat je dan de geknoeide ketchup minder goed ziet, of omdat de afdruk van een ontglipte satékroket dan minder opvalt, of misschien vindt de Perzische jongen het gewoon wel een fijne kleur; zwart.
Altijd zwart dus, maar vandaag niet. Want toen ik vandaag langs wandelde had hij opeens een groen t-shirt aan. Eentje met een kraagje – een polo – en op de achterkant stond met grote gele letters ’30 JAAR GROENEN’ geschreven. Een groen shirt met bijpassende frietkraam-naam en net als de letters was ook het kraagje geel. Het deed me denken aan de tijd dat ik nog in de kroeg werkte en we van die gratis polo’s hobbezakken kregen van Dubbel Frisss die we dan moesten dragen, maar waar niemand dood in gevonden wilde worden. Of levend.
Arm jong. De polo stond hem niet en zijn smalle Perzische schouders hingen er maar een beetje verloren in en van ellende stond hij niet helemaal rechtop achter zijn toonbank – ik kan dat van buiten zien. Toen hij me zag knikte hij hoi. En hij glimlachte.