‘Hier lopen alleen maar hetero’s’. Ze blijft stilstaan, draait zich om en loopt dan vastberaden naar het Rembrandtplein. Tussen de gekleurde ballonnen en regenboogvlaggen is het roze van de jongens die een vriendje, en meisjes die een vriendinnetje hebben. Stelletjes, singles, sommigen in hun gewone kleren, anderen in het roze en er tussendoor lopen relatief veel hetero’s – al zijn ze vandaag veruit in de minderheid. Achter mij dreunt de muziek. Voor mij ook. Zojuist heb ik bijna mijn arm uit de kom gezwaaid naar mijn oudste vriend en mijn jongste vriendin die op een boot stonden. Vriend al zo lang uit de kast als ik hem ken, vriendin pas net out and proud. Daar stonden ze, keurig, als zichzelf, en braaf met al hun kleren aan. De een ging los op de muziek, de ander stond daar alleen maar stralend om zich heen te kijken. Ik wist niet hoe snel ik moest zijn om tegen iedereen om mij heen te zeggen dat ik hun kende.
En dat, lieve lezer, dat terwijl ik er altijd op tegen was, de gayparade. Ik was er op tegen omdat ik me niet identificeer met halfnaakte mensen die zich met veren en tooien op boten presenteren. Ik zag daarom ook nooit een reden om voor de botenoptocht naar Amsterdam af te reizen en trots op mezelf te zijn. Want wat is dat voor classificering, dacht ik altijd. Dat ik alleen op basis van geaardheid feest moet vieren met mensen. Mensen die verder op een gewone menselijke manier helemaal niet bij me passen. Niet mijn stijl, niet mijn sfeer. Nee, dan hoorde ik liever nergens bij. En toch voerde ik in mijn hoofd een stiekeme strijd.
Afgelopen zaterdag besloot ik toch maar eens te gaan kijken. En daar stonden ze. Vriend op de ene boot, vriendin op de andere. Daartussen tientallen boten van uiteenlopend kaliber; de Pannboot werd afgelost door een feestboot, het leger presenteerde zich strak in uniform, boten van politieke partijen wisselden vaartuigen af waarop mensen stonden die door de combinatie van geaardheid en leeftijd of geloof stevig in hun schoenen moesten staan.
Ik moedigde alle tachtig boten aan, maar het hardst gilde en danste ik naar mijn vrienden die me wonder bovenwonder ook nog zagen. Ik was zo trots dat mijn hart een paar keer oversloeg. Ik zwaaide en ik zwaaide en ik stuurde een handkus over het water.
Eenmaal bij het feestje op het Rembrandtplein vraag ik de vriendin hoe ze het vond, op de boot.
Ze kijkt me aan en begint te glunderen. ‘Nu mag heel Nederland het weten.’ Ze glundert nog een keer en gaat out and proud nog een drankje halen.
I love you!
love you too!!! (…uitroepteken…uitroepteken…uitroepteken…)