Het stellen van de vraag over toen
en hoe lang het duurde ontneemt me de moed
om te zeggen dat het onderhand nog steeds niet over is.
Er wordt gewacht maar ik blijf
stil zwijgen
en omzeil om
gevaarlijk diep in mijn ziel te kijken.
Dan
zie ik vanuit mijn ooghoek dat ze binnenkomt.
Ik knik en zij ook
ik houd me staande.
Er verandert niets maar het bepaalt me.
De woorden staan in haar ogen geschreven,
onopgeloste vegen die iets zeggen over ijzer met handen breken.
Ik zit en drink en zij staat en praat
en even later is het precies andersom,
daar gaan we weer.
Zonder vlaggen en zonder geweren
maar met wat flodders
en fladders
en wat gerommel met de eer.