Van waar ik sta kan ik zowel het podium als het grootste gedeelte van het publiek zien. Ik ben net groot genoeg om de helft te scannen, en als ik op mijn tenen ga staan of me een kwartslag draai, zie ik een behoorlijk gedeelte van de rest. Schuin voor me zwepen een paar mannen op het podium het publiek op. Ik vind de muziek wel geinig, eigenlijk zelfs wel leuk, maar toch word ik afgeleid door de massa waarin individuen zich schuilhouden en gehoopte of gevreesde bekenden uit het niets schrikwekkend dicht bij me blijken te staan. Precies voor me, bijvoorbeeld. Of op weg naar de bar. Ze staan er net zo onverwacht als ik en per dag komen er meer bij. Zijen en ikken.
Voor me hoor ik het zwiepen en zwepen en knallen en ik kijk naar mijn biertje en ik ben moe.
De grond is drassig en ik heb te gladde gympen aan.
Ik wil een dekbed en schone lakens.
Ik weet wat ik moet doen. Ik ga.
Terwijl ik wegloop zie ik iemand die ik niet had verwacht. Het oude zeer vlamt op in mijn hart.
Wijs loop ik richting de nacht.