Dat je mensen niet te lang in een hok bij elkaar moet houden, bleek wel toen ik de polonaise inzette in een van de Vlaamse loopgraven.
Die van de Eerste Wereldoorlog.
Dat is normaal gesproken niets voor mij.
2 Dagen al hadden we doorgebracht in een uit de klauwen gegroeide blokhut om te vergaderen en informeel te borrelen. Die vergaderingen duurden kort, en de informele borrels eindigden in een langdurig stilzwijgen. Vijftien mensen die wachten op iemand die iets wist om over te praten.
Na twee uur de boel aan de gang te hebben gehouden was ik wel uitgekakt.
De rest was dat stadium al jaren eerder gepasseerd.
Uitgekakt.
Toen na een ellenlange periode naar volle glazen staren iedereen nog veel meer dan uitgekakt was, bleek het zonder aankondiging tijd voor een spontaan ingelast uitje.
Een uitje naar de loopgraven.
Alwaar ik in de frisse buitenlucht van schrik zonder pardon mijn armen hief, mijn polsen kromde en met mijn gefronste gezicht achter mijn voorganger aansloot, die spontaan met zijn armen begon te wapperen en te zwaaien.
Ondertussen werden wij van links onder nepvuur genomen.
En in die Vlaamse loopgraven realiseerden wij ons,
je gaat er gek van doen.
Te gek.
Je moet de mensen opsluiting besparen.
ACHTERAAN
———
‘Je moet je best doen.’
Ze keek me aan alsof ik mijn schouders er niet onder zette.
‘Echt.’
Ik hield wijselijk mijn mond. Voor het eerst. Sinds eeuwen. Had ik jaren eerder kunnen doen.
‘Jenny don’t be hasty.’ Zei ze.
Iemand heeft mij ooit verteld dat geduld hebben hoort bij volwassenheid.
Ik heb geen geduld.
Nog geen seconde.
Als ik het weet, dan wil ik het nu.
We zaten in café We gaan Beginnen.
Toch vreemd.
VEEL KOEKJES
————
Het is woensdag en we voelen ons vrij.
Om te doen en te laten wat we willen, dus dat doen we. Koffies met glaasjes water buiten de deur. En lekkere koekjes. Tosti’s en een muziekje van Sade. Eten en drinken, onze laptops blijven in de tas.
Terwijl we in onze stoel hangen gaat er achter mij een stelletje aan de hoge tafel zitten. De blonde dame nestelt zich op een kruk. Het is niet krap maar toch wurmt ze zich met haar achterste in mijn nek.
Haar kruk duwt tegen mijn stoel. Ik wip even op, zij laat het zo.
Ik adem een keer diep in, zucht, kijk boos naar haar rug.
Ik houd mijn mond. Wij schuiven onze setting een beetje van haar weg. Vrij voelen kunnen we ook wel dertig centimeter verderop.
Maar met haar landjepik, grijpt ze steeds meer van mijn ruimte. Ze kijkt niet verder om zich heen.
Het is niet haar probleem, maar ze maakt het wel de mijne.
Recht hebben is niet altijd recht krijgen.
In stilte slik ik haar arrogantie. En vervloek ik haar woordenloze reet.