‘Als ik jou nou wegdoe, denk je dat ik dan de liefde vindt?’ De Denker staat in de berm, rechts het pad en links het gras. Hij kijkt naar zijn schoenen.
‘Mij wegdoen?’ De Dromer kijkt op. Hij zit op een hek van een wei. De koeien grazen op de achtergrond.
‘Ja.’
‘Poeh.’ Hij krabt even op zijn hoofd en houdt zich dan weer vast. ‘Misschien. Maar vrienden kun je volgens mij niet wegdoen.’
‘Niet?’
‘Volgens mij niet.’
‘Waarom niet?’
De Dromer zucht. ‘Ik weet het niet. Ze blijven gewoon bij je zitten.’
De Denker glimlacht. Hij kijkt naar de grond.
Het liefst zou hij nu heel zachtjes de deur dichtdoen.