Ze stonden met z’n tweeën voor het stoplicht. Eentje maakte zich lang, de ander had een arm in zijn zij. Eén hoofd stond scheef. De ander keek gewoon recht vooruit.
Het was groen, maar ze bewogen geen van beiden.
Het was niet dat ze druk waren, en ze spraken niet.
Ze wachtten, het knipperde en het werd rood.
Ik begon te rijden.
Groen, gas, linksaf.
Zij wachtten. Ze zagen geen biet.
Niemand die ze hielp.
En hun stoplicht tikte niet.