Ik denk dat
als jij mij na zou doen
en ik jou
dat we elkaar dan nog de schuld zouden geven.
Boem dat deed jij,
nee dat was ik
of jij.
Of misschien was het niemand
die het zo had bedoeld.
Ik zie dat
woorden en zinnen aan het einde van de weg
uit hun toekomende tijd zullen
moeten verdwijnen, ver
van hun ongeschonden betekenis
die in grote letters op witte bladzijden staat.
En dan zijn er nog de ongelezen tijdschriften
die in hun jasje
onder de tafel liggen
te wachten op iemand
die binnenkomt.
Hun kaft omslaat
en wijzer weer het pand verlaat.