Ik waaide vanmiddag bijna het terras af.
Kon het niet helpen dat ik toch even aan Gustav moest denken. In mezelf maakte ik de grap en probeerde met een strak gezicht en de krant in mijn hand naar binnen te lopen. Het ging. Eenmaal binnen zag de barman niet dat ik al een kwartier met geld in mijn hand stond te wachten. Het was geen kwartier. Maar het duurde wel lang.
Ik bewoog een beetje. Misschien zou hij me horen.
Ik bewoog het geld.
Rolde ermee op de bar.
Ja. Daar was hij.
‘Ow.’ Tosti snel eronder en hij lachte naar mij.
Een Euro tachtig.
Toen ik naar buiten liep moest ik lachen.
Om de orkaan, het geld en de barman.
Grapjes in mezelf.
Gustav. Volgens mij kun je heel veel met Gustav.
Op straat lachen. In mijn up.
Wat eigenlijk niet mag.