Vorige week verstuurde ik de uitnodigingen voor mijn feestje. Het feestje voor mijn dertigste verjaardag. Dat lijkt nog ver -het is pas in april- maar die kleine, ellendige, doch steeds groter wordende data en warmer wordende lentegraden kruipen toevallig wel mijn kant op. Want eerst komt de dag dat ik moet klussen in Jut en Juls tuin, dan komt de dag dat ik L. moet verhuizen -en de avond ervoor dat we L’s huis moeten inwijden met champagne en wijn- dan komt er een dag die ooit iemand anders zijn geboortedag was, en dan kom ik: De Dag dat ik Dertig word. Boink. Dertig. Daar krijg ik hier op de bank spontaan een hersenschudding van. Boink.
‘Dan maar een feestje’, dacht ik toen.
Ik weet niet wat ik me vroeger voorstelde bij de gedachte aan Dertig. Vrij weinig denk ik, want dat duurde altijd nog oneindig lang. Dertig. ‘Als ik Dertig ben…’, dat is hetzelfde als nadenken over hoe je erbij zit als je tachtig bent. Dat doe je ook niet. Ik zou daarom ook niet weten wat ik vroeger van Dertig-zijn dacht, en daardoor weet ik nu dus ook niet wat ik ervan gebakken heb.
Gebrek aan kader.
Alhoewel, ik denk dat ik wél iets weet; ik kan namelijk niet zo goed tegen veranderingen als ik altijd dacht, behalve als ik er zelf voor kies. En ik weet nu ook dat De Dingen trager gaan dan ik dacht, maar ook sneller, en dat ik meer haast heb dan de meeste mensen. Maar dat valt dan weer niet zo op, omdat de mensen die ik om me heen heb verzameld ongeveer hetzelfde zijn. Qua haast. Daarentegen kunnen -bijvoorbeeld- uitgebloeide bloemen bij mij weer veel langer blijven staan dan bij de meeste mensen om me heen. Daar heb ik dan weer geen haast mee. En, als ik ergens voor kies, hou je dan maar vast. Of eigenlijk hoeft dat niet, want dat doe ik dan. Vasthouden.
En Nooit-Meer-Loslaten.
En ik ben niet wollig maar toch ook zeker niet hip.
Straks ben ik dertig. Het voelt niet zo, maar het nadert. En dan zit ik met een kopje koffie op de stoep voor mijn huis, te knipperen in het zonlicht.
Eigenlijk is het wel zo’n beetje hoe ik het hebben wil. Dit.