Ik loop een rondje en op een bank in een huis zit een man. Hij leest de krant. Overhemd met korte mouwen, stevige armen, rug naar het raam. Zo rond een uur of twee.
Ik heb een hekel aan krantenlezende mannen op vrijdagmiddag rond een uur of twee.
Vroeger hard genoeg gewerkt, nu tijd voor het nieuws. En bladen. Bladen die zo’n man interessant vindt.
Fijn.
Terug op mijn werk verzuim ik wat ik moet doen, en ik rook een sigaret op het balkon. Daar wacht ik tot het weekend wordt. Het duurt een eeuwigheid, maar het moment komt.
Thuis rommel ik wat met spaghetti en ga met mijn moeder naar de film. Er staat een blerende man bij ons in de rij. Na afloop slenteren we nog een beetje door de stad.
Er komen sigaretten die mij het licht in het leven niet gaan geven.
Nou en. Ik ben tevreden met net niet.
Zodat ik op mijn vijfenvijftigste niet het meeste al heb gehad.