Overgave

Als hij vroeger in de trein zat, zag hij de bomen en rivieren, hij zag het uitgestrekte landschap.
Als hij op de fiets over de dijk reed, genoot hij van de uiterwaarden, want ze waren mooi.
Een vogel en een fietser, gras.
Wandelen in verre oorden, tussen bergen met mensen die de aarde bewerkten. Bijzonder.
Maar intens genieten deed hij nooit.
Het was niet dat hij zijn best niet deed, of het niet wilde,
niet omdat hij de schoonheid niet zag.
Alles mocht,
alles mocht,
zijn zoals het is.
Maar het was anders dan de letters op papier.
In zijn eigen aanwezigheid,
miste hij het rood, de gloed en de einder
bij de aanblik
van een straal zonneschijn,
zoals ze in gedichten beschreven zijn.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *