Iedereen gaf een feestje.
Iedereen gaf een feestje en daar waren die mensen. Schaterend, grinnikend, gillend en glunderend. Sommigen zuchtend en steunend omdat het leven ze nu niet precies het gehoopte gaf. Zij klaagden dan even en dan gingen ze zuchtend en steunend vooruit. En misschien namen ze dan toch maar even één sigaretje buiten. En nog even dat glaasje wijn. En dan zag je ze al snel ook schateren en gillen. En dan vroeg er iemand ‘wil jij nog een glaasje port?’ en dan ging de een op tijd, en de ander ietsje later naar huis.
Daar was het feestje en daar waren die mensen. Wat zijn ze toch fijn.