Hij zei ‘kom!’
Zij zei ‘hoe’.
Ze stonden tegenover elkaar terwijl hij zijn arm gestrekt hield –
zijn hand naar haar uitgestoken en zijn ogen op haar gericht.
‘Kom!’ riep hij.
‘Hoe?’ vroeg zij.
Ze keek hem aan.
‘Kom. Kom maar met je ogen dicht.’
(Maar zij wist natuurlijk ook wel dat je met je ogen dicht geen echte stappen kon nemen. Want dan zie je niks. Of toch w…?)