Als ik de deur achter me dichtklap en over het binnenplaatsje naar mijn fiets wandel, lijkt het alsof ik in Azië ben. Ik heb het gevoel al eerder gehad deze week. En vorige week ookal.
Ik geloof niet dat het te maken heeft met een drang naar vakantie of reizen. Of een behoefte aan gedoe, of weg-zijn in haar algemeenheid. Het heeft ook niet te maken met een zucht naar mooie verleden tijden.
Ik weet niet wat het is.
Het zit hem niet in het licht.
Het zit hem niet in de geur.
Niet in de luwte van de lucht,
het niets in niets
de temperatuur of de sfeer.
Het is iets wat op mijn huid prikt.
Zoals de tong van onze oude hond als-ie vroeger over mijn hand likte.