De wind

Hoewel ik al om half elf gepoetst en gestreken in bed lig, moet ik toch wakker worden van de wekker om tien uur. Het is zondag en ik ben nog steeds maar half uitgeslapen, maar langer in de frisse stilte van de ochtend liggen zit er vandaag niet in; ik moet op pad.
Letterlijk, het doel is vandaag namelijk Amsterdam. Maar ook figuurlijk, want als wij na twee uur rijden over diverse snel- en omwegen nog steeds voor Utrecht in de file staan, besluiten we van ellende maar dat het ook veel lekkerder praat als je het verkeer niet als prioriteit nummer een hoeft te beschouwen. En dus besluiten we met een ronkende motor en een voet op de koppeling in de warme najaarszon onszelf maar eens te onderwerpen aan een gesprek over… onszelf.
‘Zit je op het land of in een wak?’
‘Uhm, land.’
‘Moet je daar over nadenken?’
‘Nou… ik dacht even dat andere mensen misschien zouden zeggen dat ik in een wak zit, maar ik zit op het land.’
‘Aha. En zit je al lang op het land?’
‘Een tijdje. Al denk ik dat ik ook wel een aardige periode met mijn enkels in de blubber heb gestaan.’
‘Hosen.’
‘Hosen ja. Haha.’
‘En nu ben je uitgehoost.’
‘Ha. Ja. Nu zit ik op het land. Misschien wel op een bescheiden terp zelfs, of een dijk ofzo, maar dat weet ik even niet zeker. Want dat is wel veel. Vanuit de blubber nu ineens op een terp of een dijk zitten.’
‘Tja. Voor je het weet zit je weer in de wind. En wie weet waar die naartoe gaat.’
Ik moet glimlachen. Ik zie het voor me, mijn haar wapperend in de wind terwijl ik op een terp zit. Als een te groot poppetje op een te kleine heuvel in een kindertekening. ‘Nou ja, als het een frisse wind is geloof ik niet dat ik het erg vind. Sterker nog, ik denk dat ik erin zit. Of het nou op een terp of in een grasveld is.’
“En weet je ook waar die naartoe gaat dan?’
‘Nee.’
‘Nee?’
‘Nee. Het waait hier naar twee kanten.’

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *