‘Hier. Neem deze maar. Een achtje.’ De-vader-uit-de-buurt-die-er-verstand-van-heeft legt de boor in mijn handen. Ik hou hem vast alsof het een baby is. Ik kijk even naar de boor en daarna twijfelend naar hem.
‘Oké. Dus dit is goed zo?’ Ik kijk ook twijfelend naar vriendin K. die naast me in de schuur staat. K. haalt haar schouders op. Geen idee.
‘Kun je een olifant aan ophangen!’ Hij rommelt wat in een bak.
‘Ha ha ha ha ha.’ Hoor ik K. naast met grinniken. ‘Een olifant.’
‘Je hebt een plug en een schroef?’
‘Uh, ja, volgens mij wel.’ Ik kijk K. aan. Die heeft geen idee.
‘Zeker? Van een achtje?’
‘Uh ja, ik vermoed van wel, wat jij, K.?’
K. knikt ook. ‘Hebben we’ grinnikt ze. ‘Voor de olifant.’
‘Hier, heb je er nog een.’ Hij geeft K. een plug en een schroef.
‘Bedankt.’
‘Succes!’
We steken onze hand nog even op als we weglopen.
——-
Zoef! Fwop, fwop.
En voilà, de olifant hangt.
Hier is het vooral eerst een viertje, dan een zesje, en dan heb je kans dat er níet een halve meter plamuur van de muur brokkelt. Een olifant zou ik niet eens aandurven op de krakende houten vloer hier. :P
@Wenz: haha, heerlijk! (je moet hier ook niet achter de olifant komen kijken hoor;-))