‘En aangezien zij uit Veendam komt, da’s ook Groningen, heb ik haar even om wat tips gevraagd’, mompelt ze terwijl ze een nieuwe Michael Jackson in de cd-speler stopt. Haar mond zit vol met drop.
‘Oh, goeie. En, wat had ze voor tips?’ In alle rust sluit ik bij de file aan. Ik dacht altijd dat het richting het noorden leeg en verlaten was, maar zo bij Zwolle is het toch nog -laten we zeggen- ruk.
‘Nou, eigenlijk niks. Er is daar niets te doen.’ Ze kijkt me aan en een grote grijs verschijnt op haar gezicht. ‘Behalve dan die hunebedden.’ Ze schiet in de lach. ‘Lekker he, Riekster! Gaan wij een weekendje niks doen!’ Ze lacht en legt haar benen op het dashboard. ‘Dropje?’ Ze houdt een zak met autootjes voor mijn neus.
Met broodjes voor onderweg en een fles wijn in de tas kachelen we de leegte in. ‘Wiiiihiiii’ zingt ze mee op Billy Jean. Ik tik met mijn vinger op het stuur.
‘Wat zit je te kijken?’
‘Oh niks, ik zag een koe.’
‘Broodje?’
‘Lekker.’
In een weiland staat een bord dat iets predikt over de Zoon van God. Ik zucht en wijs en neem een dropje. ‘Kijk. Dat bord.’
Ze kijkt. ‘Wat?’
‘Dat bord.’ Ik wijs.
‘Jeéezus zeg!’
We lachen.
‘Moet je kijken. Jeézus zeg!’
Dat was vrijdag. Terug ging het hetzelfde als de heenweg.