Ik lig gestrekt op de bank en op het nieuws laat een journalist zien hoe bar het is in overstroomd Pakistan. Onvoorstelbaar bar, en dat terwijl het de helft minder bar zou kunnen zijn als de rest van de wereld zijn portemonnee wat forser had getrokken. Ellende, daar in Pakistan.
Vervolgens schakelt de NOS over naar de ellende van de omgewaaide eikenboom van Anne Frank. ‘Niet te bevatten’, zegt de meneer op tv. Ik snap dat wel, dat die man helemaal overstuur is. Ja, die man is tenslotte al jarenlang voorzitter van het ‘red-de-eikenboom-waar-Anne-Frank-naar-keek-comité’. Enkele jaren geleden heeft hij met bloed zweet en tranen weten te voorkomen dat de boom door de gemeente Amsterdam zou worden weggehaald in verband met een ongeneeslijke ziekte. En nu, door een windvlaag, is de beste Boom tóch tegen de vlakte gegaan. Hoe kan dat? Ze hadden nog wel zoveel geld betaald om hem te laten stutten. Dat blijkt nu dus helemaal voor niets te zijn geweest. Ik begrijp dat die man totaal uit het veld geslagen is. Het is tenslotte toch een beetje je levenswerk. Ja, zo voelt het wel. Als levenswerk. Hij zou het wel zo durven zeggen. De man slikt zijn tranen weg als hij er aan denkt dat het echt zo is. Even kijkt hij ernaar, naar de boom. Maar niet te lang. Misschien later. Een mevrouw zegt ook nog voor de camera dat ze vandaag voor het eerst met haar dochter naar het Anne Frankmuseum is en dat ze haar dochter zo graag de boom had laten zien. Dat kon nu ook wel, maar nu was het toch wel anders, met die boom zo op de grond. Niet zoals ze het in haar hoofd had gehad. Ja, je verwacht het niet, maar als het eenmaal zover is, raak je er toch door uit het veld geslagen.
Je wilt het namelijk wel, daar gaat het niet om. Je wilt wel wat doen, maar ja, wat dan? Je weet het niet.
Ja, dat snappen ze zelfs in Pakistan.