P: “Je bent een domoor.
Een oelewapper, een onbenul, een eigenwijze drol en meer van dat soort prullen.”
J: “Dankje. Ik ben altijd zo blij als ik merk dat mensen me eindelijk eens leren kennen.”
P: “Je bent een domoor.
Een oelewapper, een onbenul, een eigenwijze drol en meer van dat soort prullen.”
J: “Dankje. Ik ben altijd zo blij als ik merk dat mensen me eindelijk eens leren kennen.”