De dagen dat het feest was, waren feestelijke dagen.
De vrienden konden elkaar met katers plagen,
nog eentje dan, nog eentje, en dan zouden ze echt gaan.
Tot ze lallend onder een barkruk hingen
in een wereld die geen problemen meer had,
omdat de dronk de narigheid had verjaagd.
De barvrouw die er bij kwam staan,
als het zo uitkwam, wel een verjaardag bedacht.
Nog even een plaatje draaien,
geluid dat harder stond dan eigenlijk mocht.
Maar wat hadden zij nog met de buren te maken.
De kroeg die dan de hunne was.
Om zichzelf bij de eerste zonnestralen
allemaal alive te verklaren.