Het is een jaar of drie geleden, dat grote delen van mijn dag om dit nummer draaiden.
Ik reisde met een rugzak vol grote ogen en extra geheugen, een beetje ellende en verrassende toekomst in Aziƫ rond. Het was er heet, bloedheet, het was er heter dan heet. Het was zo heet dat het pijn deed en ik hield ervan zoals ik er altijd van gehouden heb en dat altijd zal doen.
Ik was in mijn eentje en dat was ook het enige wat ik wilde. Na een tijdje Thais bier en Cambodjaanse toestanden was ik in mijn laatste reisweek neergestreken op een verlaten eiland en ik las, at en dronk. Daarna at, las en dronk ik naar het moment toe dat ik weer wat las, at en dronk. Ik dronk ook wat nadat ik mezelf een eigenhandig geschreven gedicht had gegeven en daarna keek ik naar de zee.
Soms dronk ik cocktails met mijn nieuw gevonden vrienden.
De zee kwam naar me toe.
En dan ging de zee weer weg en dan kwam ze weer naar me toe.
Ik weet nog wat ik dacht als ik daar naar keek.
Ik weet ook nog precies hoe het eruitzag. En dat ik alles wilde, straks als ik weer thuis was. Ik wilde de mooiste baan, het fijnste huis en de liefste lief. Maar nu nog niet. Straks.
Nu wist ik dat er een later was.
En nu keek ik naar de zee.
De zee ging weg en de zee kwam terug. In het Thaise zand, met tussen mijn vingers de korrels van mijn leven in Nederland. Straks.
Nu.
Straks.