“Gewone of de boeren?” vroeg de Bennekomse kaasmeneer op mijn bestelling van vier ons belegen.
Ik denk, nou, als je uit Bennekom komt, dan zal hij wel Bijbels aardig wezen. Ik stel hem eens een vraag. “Wat is het verschil?” Dat leek me geen rare.
“Ja. Het is heel wat anders, dat valt niet uit te leggen.” Hij leunde achterover in zijn kaaskar.
Ik denk, waar blijft mijn gratis plakje.
“Je mag anders wel even proeven.”
Hoera.
Hij gaf me een plakje kaas. Mij, waarvan hij waarschijnlijk dacht dat ik weer zo’n muts was die het verschil tussen boeren- en ‘de aanbieding belegen’ niet wist. Dat klopte. Later bedacht ik me dat hij waarschijnlijk keek naar mij zoals ik naar de mensen die aan de bar komen bestellen met de boodschap ‘alcohol’ en vervolgens vragen wat het verschil is tussen bier en wijn. Gek zou je ervan worden.
En toch vind ik dat wel anders.
Anyway. De boerenkaas was dat ook. Anders.
Mijn kleine zusje wilde ook wel even proeven. Of eigenlijk niet, vertelde ze de kaasmeneer, maar ze wilde wel even een stukje naar papa brengen. Die wilde ook wel even proeven. Daar ging de schaaf weer over de kaas. Zusje wilde ook even weten wat de smaak van de aanbieding was. De kaasmeneer keek me aan. Ik vond het allemaal goed. Hij was er zelf minder enthousiast van. “Ik ben de moeder niet hoor” zei ik maar. Geef dat kind toch een plakje kaas man.
Ook het tweede plakje werd braaf naar papa gebracht. Die vond het lekker.
“Papa vond het ook lekker.” Kaasmeneer reageerde niet.
Toen ik bestelde kreeg ik minder dan ik wilde.
Die man gunde mij zijn kaas niet.
Briljant. Een statement om een plakje belegen.