Ik had drie stoelen geclaimd. Niemand rechts, niemand links. Heerlijk liggen, met mijn benen gestrekt.
Even alleen. Fijn.
Wie er op de ene plaats had moeten zitten, weet ik niet. En het kon me ook niet schelen.
Mijn plek.
Waar mijn iPod die ik in mijn oren had,
mijn kraaloogjes die boven mijn wolken staarden,
mijn muts die op mijn hoofd zat,
zacht,
mij deden beseffen,
dat die andere plek bezet had moeten zijn.