“En als je me even niet hoort, dan ben ik in het paradijs” zei ik ooit tegen iemand. Het is al lang geleden en vooralsnog heb ik het niet gevonden. Te druk met mijn leven, met wat ik wil, met mensen om mij heen.
Druk met nadenken over dingen die ik belangrijk vind. Om te doen, te overdenken, te bepraten en bediscussiëren, verdrinken en weg te geven.
Kiezen, kwetsen en lief zijn,
angst voor spijt.
Te druk met zoeken naar wijsheid.
In de tussentijd liggen er mensen dood te gaan. Van ziekte, honger, ellende en pijn, geen mooie woorden voor te vinden.
En ik maar praten, overwegen wat ik goed vind, wat ik aan kan en wat de juiste beslissingen in het leven zouden kunnen zijn.
Nog een kind dood. Een kind dat je volgens sommigen ‘relatief’ moet zien. “Dat is daar sowieso meer dan hier.”
Een kind dat van een ballon sterretjes in haar ogen had kunnen krijgen. Niets had om te delen, als er al een ander kind was.
Om een uitgestoken tong had gelachen. Als het nog geleefd had.
Maar het kind is dood.
En wij zijn druk met onze kleuters leren ‘samen spelen’.