Als de mooie dame een baan wilde, dan kreeg ze die. Als ze een mens wilde hebben ook.
De mooie dame lachte dan en kletste dan, en dan maakte ze een goede grap.
‘Dat is goed!’ en ‘inderdaad’. Zeiden de mensen en de banen daarna.
De mooie dame kreeg alles voor elkaar.
De wereld om haar heen bewonderde hoe ze dat deed.
Het zag er prachtig uit,
aan de buitenkant.
Volmaakt.
Helaas was de helft ervan niet waar.
Maar de mooie dame was charmant,
en die charme verborg haar binnenkant.
Toen het aan het licht kwam,
dachten de mensen
ahaa dus zo moet ik dat doen.
De halve waarheid, en net niet helemaal.
Er bij lachen, zodat je er mee wegkomt, later.
En als het gepast is, laat je een traan.
Dan bereik je nog eens wat.
Zo ga ik me ook gedragen.
De mensen begonnen.
Kletsten wat, lachten wat, snikten af en toe.
Kregen gedoe,
gaven gezwets en gezwam.
Lulden wat raak
en logen nog vaker.
Ze boden niet-gemeende excuses aan,
en wisten zich er aardig uit te draaien.
De verstandigen,
die liever eerlijk waren
zagen ze komen
en zagen ze weer gaan.
Bleven eenzaam aan de zijlijn staan.
Ver van
de opgeklommen praatjesmakers.
Ver van
de mooiste mensen.
In het mooiste dorp van Nederland.