‘Dus die vriendin, die was er ook. Die. Nu zeg ik weer ‘die’.’ De dromer hangt met zijn hoofd een paar centimeter boven de bar. Hij heeft nog een laatste bier besteld, maar die staat er al een half uur.
‘Je wordt er niet persoonlijker op, inderdaad.’ De denker knikt, en kijkt naar de bar en het hoofd. Hij neemt een slok.
‘Die man, die ex, die vrouw, die tuthola, die andere ex, die vriendin. Ik kan wel door blijven gaan. Wat moeten wij eigenlijk met al die mensen?’ De dromer kijkt op.
‘En’, zegt de denker, ‘behalve dat het onpersoonlijk is, is het tijdelijk. En ook een beetje negatief. Die vriendin. Je praat erover alsof je er vanaf wilt, en het liefst zo snel mogelijk. Wie is het eigenlijk?’
…..
‘Hallo?’
‘Wat?’
‘Wie die vriendin is.’
‘Oh, dat kan onderhand iedereen zijn.’ De dromer heeft zijn hoofd op de bar gelegd.
Hij krijgt een aai.
‘Ben je moe?’
‘Ja.’
‘Zullen we gaan?’
Zonder wat te zeggen stemt hij toe.