In het mooie appartement in de megastad aan de andere kant van de wereld had ik ook zondagen.
Ik zie mezelf nog zitten, aan de oude roodbruine Chinese tafel met mijn rammelende laptop erop. Op de winterzondag had ik er een waterkoude neus, en op de zomerzondag kon de airco de hitte niet aan. ‘s Ochtends werd de Nederlandse krant niet door het internet geladen en ‘s avonds deed de televisie het nooit. Gelukkig kostten dvd’s er maar een euro.
Stapels had ik. Shrek en The Hours en Crash en hele seizoenen Jack Bauer en Will & Grace vielen om achter hun deurtjes in de kast.
Ik heb niet het gevoel dat ik veel deed, maar mijn herinnering vertelt me dat die zondagen nooit saai waren. Hoewel ze dat af en toe toch moeten zijn geweest.
Het zat ‘m in de vrolijke vrijheid van het spontane leven, denk ik. ‘Dingen doen’ ging ad hoc en je kon net zo makkelijk op het laatste moment afzeggen als aanhaken. Want iedereen wist dat alleen al op de juiste bestemming geraken alle energie uit je kon halen. Voor de lol ging je niet wéér met taxi’s, metro’s, fietsen of brommers zitten kloten.
En op die ellende dronken we op alle dagen ruimschoots.
God, zelden heb ik zoveel gedoe weg gelachen met bier uit een doos.
Bad China Day.
Er was altijd wat te doen.
Vrienden, heb ik er gemaakt.
Vrienden, die ik zelden nog zie, maar die altijd welkom zijn. Ook over een hele lange tijd nog.
Dan,
net als toen.
Dan, en toen
en nu.