Als ik vanuit mijn bed met mijn vingers het plafond aanraak, rek ik me zo dat ik een zwaardere tas kan dragen.
Mijn oor gaat naar mijn schouder en er is weer plek in mijn hoofd.
Mijn voet gaat in een schoen en de schoen gaat weer uit. Mijn voet schuift in een flip-flop. Lucht.
Nog even de benen strekken en dan kan ik er wel weer vijf kilometer mee lopen.
Het zou moeten lukken, zo.
Maar als ik al dat rekken nou eens laat,
vandaag.
En mijn hoofd gewoon recht op mijn romp laat staan,
heb ik meer tijd om te slapen.