In een poging in twee dagen nog even de koelkast leeg te eten ben ik erin geslaagd mezelf kotsmisselijk te maken.
Ik plof. Die kaas na het eten, dat was teveel.
Mijn hoofd daarentegen, is vol en leeg tegelijk. Vol van fijne dingen, leeg van lelijke dingen. De leegte die de lelijke dingen achterlaten, is klaar om te worden gevuld.
In mijn opschrijfdingboekje staan een paar nummers,
en op mijn iPod ook. Die kan straks heel goed in mijn hoofd.
‘Lenzenvloeistof’ denk ik steeds. ‘Lenzenvloeistof.’ Die kan morgen pas in de tas. En de vuilniszak moet in de schuur. Met de koffiefilter.
Morgen. Dan is de afdeling lenzenvloeistof en koffiefilters ook klaar.
Ik ben altijd zo benieuwd wat het met me zal doen.
Maar eerst is het nog nacht.
En dan ben ik daar.