De dromer werd wakker doordat er iemand in zijn zon stond.
Hij lag in het gras en genoot van wie hij was.
Tot de schaduw hem wekte en vroeg wat hij van hem vond.
“Niets” en de dromer draaide zich om.
“Hallo, contact” zei de schaduw voor de zon.
En hij tikte de dromer op z’n kop.
Iemand had hem nog nooit twee keer geroepen.
Aandacht aan zijn mening geschonken,
de moeite genomen had om te vragen hoe het nou eigenlijk echt zat.
Hij was er verbaasd van dat iemand dat nu ineens wel verzon.
En er waarde van in zag.
“Ik ken je niet, maar als ik je leren kennen kon,
zou ik denken dat je leuk was.”