Dit weekend sprak ik met iemand die een enorme denker bleek te zijn. Ik moet bekennen dat ik dat niet achter haar had gezocht. Zelf was ik onbedoeld hartstikke dronken en in de veronderstelling dat ik haar dat moest vertellen. Ze lachte en onverwacht was er openheid tot ons eerste goede gesprek.
Ik vroeg hoe het met haar salsalessen ging. Die bleek ze niet meer te volgen.
Ik vroeg hoe het was dat ze als vrouwenkoppel dansles hadden gehad.
En ze zei dat het goed was, maar als ze er mee door zouden gaan, toch liever in een homogroepje gingen. Dat vond ik gek, zei ik. Je moet je tegenwoordig toch gewoon kunnen laten zien?
En ze zei: “Ja. Maar moet dat altijd?”
En daar had ze me. ‘Moeten’, ‘maren’ en ‘altijd’. Het verplichte, de kanttekening en het vaststaande ervan.
Het kwam er op neer dat je zelf niet altijd met de trend van de afdeling ‘ruimdenkende maatschappij’ mee verandert.
Want waarom zou zij als lesbische vrouw dingen precies hetzelfde als de rest van de wereld moeten doen? Tuurlijk mag het anders. Je bent ook een beetje anders.
En een Chinees is ook een beetje anders. Net als een Japanner. Of een Jood, een kunstenaar, een vuilnisman. Een Moslim of gewoon een domme sukkel van een Nederlander.
Blij toe dat ze aparte jongerendagen hebben voor onze Christelijke vrinden. Niet echt mijn type mensen om de zaterdag mee door te brengen. En zij niet met mij. Ik ben een vreemde eend in de bijt omdat ik de Bijbel niet ken en geen halve toon mee kan zingen. Psalm wat? Of zoals Loesje zegt: “Pinksteren, is dat niet de dag dat Jezus uit de kast kwam?”
Waarin zit het overbodige van de homodansles? Moet dat weg omdat we toch allemaal hetzelfde zijn?
En als ik dit zeg, propageer ik met het blijven ervan dan weer dat we elkaar al vloekend en tierend in het verdomhoekje aan moeten zitten kijken?
Een ding is zeker: de pastoor leest er de Bijbel niet minder door.
Doe wat je zelf het fijnste vindt.
Want mijn God, als iedereen hetzelfde is, hoop ik dat iemand snel een nieuwe minderheid verzint.