Ik weet nog dat ik zei dat ik wou dat ik morgen nog wist wat ik op dat moment had gezegd.
Dat was een hele zin voor dat tijdstip in de nacht.
En dat ik dacht dat iets wat er niet is, je niet bij voorbaat al kapot denken moet.
Omdat soms de dingen zijn zoals ze zijn.
Ook dat was met mijn dronken hoofd heel wat.
Het geldt overigens ook voor achteraf.
Al twee dagen probeer ik iets zinnigs te schrijven.
Dingen die ik over anderen altijd wel wist.
Nu tast ik in het duister.
Want terwijl ons verstand en gevoel elkaar kruisten, vroeg ze me dit:
‘Zouden wij vrienden kunnen worden, denk je?’
Ik zei dat ik dacht van niet.
En zonder dat er wat gebeurde, kreeg ik dat waar ik bang voor was.
Het besef dat ze bestaan.
Die mensen.
Waar je op hoopt,
en waar je voor vreest.
Die de rest van de wereld in een ander perspectief weten te plaatsen.
We praatten over boeken en ik hoop dat ze er nu een van Paulo Coelho leest.
Hier word ik ook al nix wijzer van. Moet ik toch tot morgen wachten vrees ik! kom je eten ook?