Mijn moeder is een held.
Door een operatie heeft ze geen enkele mogelijkheid om een vinger uit te steken, en daarom neemt ze het volledige denkwerk waar het mijn verhuizing betreft voor haar rekening. Onder haar supervisie is in het nieuwe paleisje kamer voor kamer opgeknapt, en van boven naar beneden gedacht. Op internet surft ze zich een ongeluk naar de prachtigste dingen voor geen stuiver. Ze ziet welke kleine doos in een grote doos past, waar gestofzuigd kan worden voor de dweil er nog wel een keertje overheen mag. Alles gebeurt met ongekend geduld en angstaanjagende kalmte.
Ik weet nu welke eigenschappen ik niet van haar, maar wel van mij vader heb.
Mijn moeder overziet het wel.
Nu is mijn moeder op vakantie, en in mijn oude huis heb ik vandaag een achtste van de inboedel ingepakt.
De rest ligt verspreid over overal.
Je komt nog eens wat tegen.
Je bladert eens wat.
Een pet op mijn kop, een muts er bovenop, een knuffel een aai.
Ik blader in wat hoort bij mij.
Ik ruik aan afgelopen jaren,
die dagen,
die avonden,
en het moois.
Je gooit niet weg,
maar stopt het in een doos,
of een krat,
en geeft hem een knipoog.
Dingen die je zelf wel snapt.
En je schrijft er op,
‘niet weggooien, je weet nooit’.