Grote ogen grote daden

Tussen de groene heuvels met weinig, liggen rode daken van bebouwde dalen. Er stijgen rookpluimen op.
Na de dorpen komen weer heuvels met weinig, gevolgd door nieuwe dalen met huizen en rode daken. Zo gaat het kilometers lang, totdat het laatste dorp wordt gevolgd door een bos.
Daar stopt het. Voorlopig.
Maar voor het stopt ligt aan de rand van het laatste dorp een postzegel. Een plakkertje grond met tien huizen erop. Tien, meer zijn het er niet. In die tien huizen wonen tweehonderdvijfentwintig mensen. Honderdvijftig grote, en vijfenzeventig kinderen. Ze hebben drie paarden, drie karren en één waterput.
Ze hebben ook grote bruine kijkers, een vieze toet, blote voeten, een smerig shirtje en met een beetje geluk een gore broek.
Zoals je op foto’s ziet.

Gisteren had ik de kinderen met z’n allen in één klaslokaal. Terwijl ze de tent uit stonken leerden ze stil zitten, een lied, en kleuren met je eigen stift op je eigen papier.
Een beetje stil zitten. Een beetje kleuren, en de stift die ze hadden gekregen, aan mij teruggeven.
Ze luisterden even, terwijl hun ouders met dezelfde vieze haren nieuwsgierig achter de ramen gingen staan. En toen werden blaadjes kreukelig, benen wiebelig en handjes jeukerig.
Het lukt een beetje. Zingen is schreeuwen. Maar de tekst weten ze. Lang niet gek, voor een Roma.

Een vieze toet van vijf jaar komt naar me toe. Hij laat zijn handen zien: groene viltstift overal.
Hij kijkt me aan en vraagt.
Ik weet niet wat hij bedoelt.
Hij kijkt me aan en vraagt:
‘Mag ik mijn handen wassen? Dat vind ik gaaf.’

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *