Aan de ene kant van de grens
staat hij.
Ik sta aan de andere.
Alsof er een lijntje getrokken is. Tussen hem en mij.
Hij is hier en ik ben daar of precies andersom. We lijken tegenovergestelde richting op te gaan.
En kleuren doen er niet toe, maar zwart en wit hebben nog nooit zo ver van elkaar af gestaan.
Dat we elkaar niet begrijpen is not the point. Hoe we weer bij elkaar komen. Daar gaat het om.
Misschien moeten we maar gewoon,
wachten.
Wachten.
Op de tijd
dat boosheid plaatsmaakt voor spijt.