Archive for the ‘De denker en de dromer’ Category
Die
21 februari 2010‘Dus die vriendin, die was er ook. Die. Nu zeg ik weer ‘die’.’ De dromer hangt met zijn hoofd een paar centimeter boven de bar. Hij heeft nog een laatste bier besteld, maar die staat er al een half uur.
‘Je wordt er niet persoonlijker op, inderdaad.’ De denker knikt, en kijkt naar de bar en het hoofd. Hij neemt een slok.
‘Die man, die ex, die vrouw, die tuthola, die andere ex, die vriendin. Ik kan wel door blijven gaan. Wat moeten wij eigenlijk met al die mensen?’ De dromer kijkt op.
‘En’, zegt de denker, ‘behalve dat het onpersoonlijk is, is het tijdelijk. En ook een beetje negatief. Die vriendin. Je praat erover alsof je er vanaf wilt, en het liefst zo snel mogelijk. Wie is het eigenlijk?’
…..
‘Hallo?’
‘Wat?’
‘Wie die vriendin is.’
‘Oh, dat kan onderhand iedereen zijn.’ De dromer heeft zijn hoofd op de bar gelegd.
Hij krijgt een aai.
‘Ben je moe?’
‘Ja.’
‘Zullen we gaan?’
Zonder wat te zeggen stemt hij toe.
Voorjaar
31 januari 2010‘Hier, daar heb je het weer. Tik!’ De dromer houdt zijn vinger omhoog.
De denker kijkt op van zijn krant, zijn frons glijdt langzaam van zijn gezicht.
‘Wat?’
‘Dat tikje. Van het koffiezetapparaat. Ik heb me altijd afgevraagd waar dat vandaan komt. Ik vraag me dat al af sinds…nou ik weet niet eens hoe lang.’
‘Oh. Nou, ik weet niet.’ Zijn ogen en zijn voorhoofd speuren naar artikelen die hij interessant vindt.
‘Misschien al wel toen ik nog een kind was. En we nog in het dorp woonden. Hypocriet waren ze daar zeg. Poeh.’
De denker legt een stuk krant op de ontbijtbordjes. ‘In een dorp? Zo’n dorp waar je vader op klompen liep en je moeder Elly en Rikkert draaide?’
‘Ja, en op zaterdag moest ik altijd gebakjes halen, die de hond vervolgens van de salontafel at.’
De dromer neemt een slok koffie. Hij pakt een stuk krant.
‘En je vader dronk koffie. Bij die gebakjes.’
‘Hm. Koffie en gebak, veulentjes, pas gemaaid gras, en de buren bemoeiden zich met onze zaken. En dat tikje dus.’
‘En het was alle seizoenen voorjaar?’
‘Als je de herfst en de winter buiten beschouwing laat wel ja.’
Thee en muisjes
9 januari 2010‘Geef mij maar aan een ander.’ De dromer neemt een hap van een boterham met gestampte muisjes. Hij kauwt amper en slikt dan de hele boel in een keer door.
De denker roert in zijn thee. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, geef mij maar aan een ander.’ Hij zucht en neemt nog een hap. De muisjes stuiven naar de overkant van de tafel.
‘Waarom zou ik jou in godsnaam aan een ander geven? En los daarvan, hoe zou ik dat moeten doen? En los dáárvan, sinds wanneer ben je van mij?’ De denker staat op en zet koffie.
Het was laat gister. Te laat. Zo laat dat hij niet meer weet hoe hij hier terecht is gekomen. Maar gelukkig is het hier altijd, hier. Ook ‘s avonds, ‘s ochtends en de volgende dag. En de verwarming staat altijd op vierentwintig graden. En er is altijd koffie na de thee.
‘Ik ben niet van jou. En je mag me weggeven.’
‘Het had ook een ander kunnen zijn.’
‘Had ook, ja.’
‘Ik. Ik had ook een ander kunnen zijn.’
‘Ook. Maar jij bent jij.’
‘Gelukkig ja. Fijn.’
‘Ja, fijn.’
Rolgordijn
19 november 2009‘Tsja, dan wil ik gewoon weer alleen zijn.’
‘Voor altijd?’ De denker kijkt op zijn horloge.
‘Voor even.’
‘En dan?’
‘Dan gaat het weer over.’
‘En vind je het fijn met z’n twee.’
‘En vind ik het fijn met z’n twee.’
‘En dan?’
‘Dan is het weer over.’
Maar er kon nog wel een beetje bij.
Een beetje naar beneden
en een beetje naar boven.
Spijt (en bagagedrager .. als je luistert naar de wolken)
8 november 2009‘Ik ben ongelukkig.’ De denker ligt met zijn hoofd op tafel.
‘Ow. Waar komt dat vandaan?’ De dromer schuift de laptop opzij.
‘Dat komt van het ongeluk.’
‘Nee, dat kan niet. Je bent ongelukkig met reden. Er moet iets zijn met een oorzaak.’
‘Zo zo.’
…..
‘Het ongeluk had nog wat ellende over en heeft dat over mij uitgestort. Dat is de reden.’
‘Oorzaak.’
‘Dat is de oorzaak.’
….
‘Dat kan ik me niet voorstellen.’
‘Is er niet iets wat jou ook ongelukkig maakt?’
‘Nee, dat niet. Maar ik heb tegenwoordig wel spijt. Echte spijt.’
‘Oh. En hoe komt dat?’
‘Dat komt doordat ik een tijd geleden iets stoms heb gedaan. En als ik het over mocht doen, dan zou ik het niet nog eens doen.’
‘Nee?’
‘Nee.’
‘Niet zoals de rest van je leven?’
‘Niet zoals de rest van mijn leven.’
De denker komt overeind. Bekijkt de woonkamer.
‘Is het roken?’
‘Nee het is niet roken.’
‘Is het verhuizen?’
‘Nee, dat is het niet.’
‘Dat schilderij. Daar moet je spijt van hebben.’
De dromer knikt van niet.
‘Een tijd geleden. Heb je er nu nog last van?’
‘Ja.’
‘Oh.’
….
‘En je kan het niet ongedaan maken?’
‘Nee. Hoe gaat het?’
‘Beter.’
The people that you meet spending time in the waiting room
17 oktober 2009‘Koud.’ De dromer kruipt wat dieper in de bank en neemt een kussen op schoot.
‘Nee, kater.’ De denker zit op tafel. Met een mok thee verwarmt hij zijn handen.
‘Waar heb je me vannacht eigenlijk gelaten?’
‘In bed. Waarom?’
‘Ben zo moe dat het net lijkt of ik er niet in gelegen heb.’
‘Waar werd je wakker dan?’
‘In bed.’ De dromer kruipt op het kussen. Dekentje, benen opgetrokken. Capuchon op zijn hoofd.
‘Mooi. Daar had ik je ook gelaten.’
‘Ik mis mijn huistrui.’
*Zucht*
‘Koud.’
‘Zal ik je over je rug wrijven?’
‘Ja.’
‘En zullen we Personal Effects kijken?’
‘Wat is dat?’
‘ ‘s Mooi. Over the only boundaries are the ones in your heart.’