Archive for the ‘China’ Category

Het moet toch zijn geweest

17 januari 2010

In het mooie appartement in de megastad aan de andere kant van de wereld had ik ook zondagen.
Ik zie mezelf nog zitten, aan de oude roodbruine Chinese tafel met mijn rammelende laptop erop. Op de winterzondag had ik er een waterkoude neus, en op de zomerzondag kon de airco de hitte niet aan. ‘s Ochtends werd de Nederlandse krant niet door het internet geladen en ‘s avonds deed de televisie het nooit. Gelukkig kostten dvd’s er maar een euro.
Stapels had ik. Shrek en The Hours en Crash en hele seizoenen Jack Bauer en Will & Grace vielen om achter hun deurtjes in de kast.

Ik heb niet het gevoel dat ik veel deed, maar mijn herinnering vertelt me dat die zondagen nooit saai waren. Hoewel ze dat af en toe toch moeten zijn geweest.
Het zat ‘m in de vrolijke vrijheid van het spontane leven, denk ik. ‘Dingen doen’ ging ad hoc en je kon net zo makkelijk op het laatste moment afzeggen als aanhaken. Want iedereen wist dat alleen al op de juiste bestemming geraken alle energie uit je kon halen. Voor de lol ging je niet wéér met taxi’s, metro’s, fietsen of brommers zitten kloten.
En op die ellende dronken we op alle dagen ruimschoots.
God, zelden heb ik zoveel gedoe weg gelachen met bier uit een doos.
Bad China Day.
Er was altijd wat te doen.

Vrienden, heb ik er gemaakt.
Vrienden, die ik zelden nog zie, maar die altijd welkom zijn. Ook over een hele lange tijd nog.
Dan,
net als toen.
Dan, en toen
en nu.

Vrijheid

7 september 2007

Xiao Xu is een jonge vrouw van 27 en woont in Shanghai. Ze komt uit Qingdao, een miljoenenstad in het noorden van China die voor niemand op de kaart staat. In het internationale leven staat ze bekend als Mandy. Ze is inkoper bij een handelsbedrijf, een van van de duizenden in Shanghai. Haar familie is in het noorden gebleven en heeft alle hoop op een glorieuze toekomst over Mandy uitgestort. Mandy heeft gestudeerd, spreekt Engels en weet hoe ze met buitenlandse mannen om moet gaan.
Elke ochtend reist ze in anderhalf uur met de bus naar het station, met de metro naar de bushalte, neemt daar weer een bus en het laatste stuk loopt ze tussen honderden anderen van haar Shanghainese appartementje naar kantoor. Daar vertaalt ze wat, ruziet met een fabrikant en schrijft nette e-mails naar Nederlandse klanten. Dat het toch weer anders wordt dan dat de order oorspronkelijk was. Groen of blauw maakt dat heel erg uit? Ze denkt van wel, dus eindigt het bericht met ‘I’m so sorry, but that’s the Chinese way’. ‘s Avonds drinkt ze whisky-cola in het café. En zo hobbelt ze een beetje door haar werk en leven heen.
Op het eerste gezicht lijkt Xiao Xu een Chinese die geen mening lijkt te hebben. Maar met Mandy valt wel te praten. Tijdens sigarettenbreaks op het balkon en het naar binnen schuiven van bakjes rijst met prut in de pauze. Zo is ze kritisch op domme mensen, en staat ze helemaal niet zo achter het communistische systeem.
Maar meestal houdt ze haar mond. En stiekem is ze aan het sparen om straks gewoon weer terug naar haar familie te gaan. Even een paar jaar doorbijten en dan lekker achterover hangen.

Gisteren ging de telefoon. Haar vader. Hij had nieuws waar ze vast wel blij van werd.
Ze hadden gespaard en geregeld. Goede contacten opgedaan. Het was fantastisch, want het was gelukt en gisteren hadden ze een ticket en een visum voor haar gekocht. Volgende week vertrekt ze naar Amerika. Het land van de beloftes en de dromen. Als je daar bent, komt het in orde. Daar word je groot.
Mandy huilde. Ze vindt het verschrikkelijk. En dat is jammer, want een ding is zeker, en dat is dat ze moet gaan.
Een mening heeft ze. Maar een keuze niet. Zo kan het ook.

Ver

4 september 2007

Het kleine broertje hangt vanuit China al drie kwartier met me aan de telefoon en stopt nooit meer met praten.
Ik heb in de tussentijd de was, de afwas en een half pakje sigaretten gedaan.
Hij vertelt over zijn nieuwe Play Station zonder dat hij weet wat het is, en over oma die nu nog zieker is dan daarvoor.
En tante Lola is dood.
Dat kwam doordat haar man haar te vaak met haar hoofd tegen de muur had geslagen. Dat wist hij wel.
Neefje Ta Kan is taxichauffeur geworden en verder weet hij er niets van want hij verstaat hem niet. Daar wordt hij een beetje bang van. En de oom die knijpt te hard in zijn arm, daar wordt hij ook een beetje bang van. En in China is het ook heel warm. Hij denkt wel vijfhonderd graden.

Ik droom weg naar blauw verlichte fly-overs, nachtelijke taxiritten tussen skyscrapers en neon-reclames, teveel mensen arm en rijk.
En ik geef hem gelijk.
Ik snap er ook niks van.
Met een glimlach duik ik weer op de bank.
Op tv zie ik een Engelsman die door de chief van een afgelegen stam wordt omarmt.
Mijn broertje kletst alsof zijn leven er vanaf hangt. En laat me denken over wat het van hem worden zal. Later.

Tante Lola is dus dood. Had die lul van een man haar niet tegen een kussen kunnen slaan.
Had een hoop leed bespaard.
Maar ja. Achteraf is makkelijk praten.

Vrijheid

26 augustus 2007

Xiao Xu is een jonge vrouw van 27 en woont in Shanghai. Ze komt uit Qingdao, een miljoenenstad in het noorden van China die voor niemand op de kaart staat. In het internationale leven staat ze bekend als Mandy. Ze is inkoper bij een handelsbedrijf, een van van de duizenden in Shanghai. Haar familie is in het noorden gebleven en heeft alle hoop op een glorieuze toekomst over Mandy uitgestort. Mandy heeft gestudeerd, spreekt Engels en weet hoe ze met buitenlandse mannen om moet gaan.
Elke ochtend reist ze in anderhalf uur met de bus naar het station, met de metro naar de bushalte, neemt daar weer een bus en het laatste stuk loopt ze tussen honderden anderen van haar Shanghainese appartementje naar kantoor. Daar vertaalt ze wat, ruziet met een fabrikant en schrijft nette e-mails naar Nederlandse klanten. Dat het toch weer anders wordt dan dat de order oorspronkelijk was. Groen of blauw maakt dat heel erg uit? Ze denkt van wel, dus eindigt het bericht met ‘I’m so sorry, but that’s the Chinese way’. ‘s Avonds drinkt ze whisky-cola in het café. En zo hobbelt ze een beetje door haar werk en leven heen.
Op het eerste gezicht lijkt Xiao Xu een Chinese die geen mening lijkt te hebben. Maar met Mandy valt wel te praten. Tijdens sigarettenbreaks op het balkon en het naar binnen schuiven van bakjes rijst met prut in de pauze. Zo is ze kritisch op domme mensen, en staat ze helemaal niet zo achter het communistische systeem.
Maar meestal houdt ze haar mond. En stiekem is ze aan het sparen om straks gewoon weer terug naar haar familie te gaan. Even een paar jaar doorbijten en dan lekker achterover hangen.

Gisteren ging de telefoon. Haar vader. Hij had nieuws waar ze vast wel blij van werd.
Ze hadden gespaard en geregeld. Goede contacten opgedaan. Het was fantastisch, want het was gelukt en gisteren hadden ze een ticket en een visum voor haar gekocht. Volgende week vertrekt ze naar Amerika. Het land van de beloftes en de dromen. Als je daar bent, komt het in orde. Daar word je groot.
Mandy huilde. Ze vindt het verschrikkelijk. En dat is jammer, want een ding is zeker, en dat is dat ze moet gaan.
Een mening heeft ze. Maar een keuze niet. Zo kan het ook.

I left for Shanghai…but I didn’t leave my friends – or did I?

13 juni 2007

(eerder gepubliceerd in het tijdschrift Polders & Wolkenkrabbers)

My best friend schrijft; visie van een achterblijver

Haar visum was rond en haar koffers waren gepakt, maar ook ik had alles in gereedheid gebracht voor haar vertrek.
In het weekend voor de kerst in alle haast nog naar de Mediamarkt gerend, waar het in tegenstelling tot de berichten helemaal niet zo slecht met de Nederlandse economie leek te gaan, om de laatste twee headsets die ze nog hadden aan te schaffen. Eén voor mezelf en één voor haar, als afscheidscadeau. Skype was gedownload en geïnstalleerd en er was een uitgebreid vergelijkend warenonderzoek op poten gezet naar de goedkoopste 0900-nummers om naar China te kunnen bellen. 123-bel, teledump, telestunt, hello-asia, beldewereld.nl, belbob, belgigant. Uiteindelijk eindigde belpiraat met stip op nummer 1. 0900-0196, één cent per minuut, toets het nummer in dat u wilt bellen en sluit af met het hekje…..
Schiphol, 3 januari. Samen met haar moeder en een andere vriendin. Ik ben niet van het type “kiss and go”, maar ik weet zeker dat de oplossing die zal leiden tot wereldvrede niet in een koffiebarretje op een luchthaven gevonden zal gaan worden, laat staan dat het mogelijk is om er op een fatsoenlijke manier voor lange tijd afscheid te nemen van beste vrienden.
Toen ze opstond om zich aan te sluiten in de rij voor de paspoortcontrole werd ik overvallen door een onverklaarbaar sterke drang om tijdens die laatste twintig meter nog een keer of tachtig naar haar te zwaaien. Ik heb zelfs nog op mijn tenen gestaan om nog een paar laatste glimpen van haar op te kunnen vangen tot ze uit het zicht verdween.
Ietwat ongemakkelijk troostte ik haar moeder en zette per trein de terugreis in naar Utrecht. En hoewel ik al die tijd gewoon op Nederlandse bodem was gebleven, voelde ik me heel erg “in Nederland”.
In de maanden die volgden spraken we elkaar met grote regelmaat. Van mijn nieuwe liefde was ze zelfs eerder op de hoogte dan vrienden in Nederland. Deels omdat ze door het grote tijdsverschil op de meest onchristelijke tijden te bereiken was.
Een enkele keer vergiste ik me in een cijfer en werd de telefoon beantwoord met een verwarde ni hao, dan weer hoorde ik alleen haar en zij mij niet, of andersom. Maar meestal liet de techniek ons niet in de steek en konden we ondanks de afstand wonderbaarlijk goed op de hoogte blijven van elkaars belevenissen.
Soms had ze heimwee en huilde ze, en soms schepte ze vrolijk op over nachtelijke taxiritten, wolkenkrabbers en winkelen bij Dior. Soms klonk ze eenzaam en soms vertelde ze enthousiast over nieuwe ontmoetingen. Soms was ik blij dat ik niet in haar schoenen stond. En soms klonken mijn verhalen maar saai in vergelijking met die van haar en had ik wel willen ruilen. Soms had ik medelijden en soms was ik een klein beetje jaloers. Soms hadden we elkaar niks te vertellen en soms zoveel dat het niet lukte.
Maar bovenal miste ik haar.
En ik wachtte tot ze terugkwam. Voor eventjes. En alsof ze nooit was weggeweest stond ze te wachten op perron 1 met haar rode fiets. En het werd weer laat.
En als vanouds….

Ik ging weg…..en liet haar achter. Visie van de Shanghaier

Ik ging weg, maar ook zij had alles in gereedheid gebracht voor mijn vertrek. Ik was al op Schiphol, zij kwam met de trein uit Utrecht. We aten en dronken nog wat bij de broodjeszaak, samen met mijn moeder en nog een vriendin; ik huilde en vroeg aan haar waarom ik dit toch weer op mijn hals had gehaald. Wie had deze beslissing voor mij genomen?
Ik wilde nog wat tijdschriften kopen, maar wist niet wie ik daarvoor mee moest vragen. Gelukkig werd de keuze voor me gemaakt en terwijl ik wegliep met haar had ik meteen het gevoel dat ik mijn moeder en andere vriendin in de steek liet. Of liet ik mezelf in de steek? Ik werd getroost maar we wisten beiden dat dit troosten was voor iets dat onvermijdelijk was. Iemand stopte nog een headset in mijn tas. En zei dat het goed kwam.
Ik ging door de douane en toen ik omkeek stonden drie dierbaren onmundig hard te zwaaien. Zij was op haar tenen gaan staan. Ze riep twaalf keer “je kunt het, je kunt het echt!” en zwaaide alsof ze nog nooit iemand weg had zien gaan.
We sms-ten het laatste half uur voor take-off vol en ik realiseerde me dat de vriendinnen die elkaar eigenlijk niet kenden naast elkaar in de trein zaten.
Voor mij.
Na mij.
En ik ging weg.

De maanden daarop belden we regelmatig. Soms ging het twee uur over mij, soms ging het twee uur over haar. Soms huilde ik, soms zij. Maar de meeste kwaliteit werd gehaald uit het denken aan elkaar. De momenten, de dagen, de weken dat we elkaar niet spraken. Want we wisten dat we er waren voor elkaar. En dat het goed was. Ookal weet ik van drie van haar vriendjes niet hoe ze eruit zien, die liefde van haar leven, ik was de eerste die wist dat ze met de prins (die op het witte paard) te maken had.
Wat doet iemand die alles achterlaat en helemaal voor zichzelf kiest. En wat voor mensen zijn dat toch die altijd trouw blijven. Waarvan je weet dat ze er altijd zijn. Die je weer ziet, op perron 1 met je rode fiets, weer in datzelfde café, weer naar de Mac en weer terug naar dat café. Precies als vanouds.
Niet omdat het moet, maar gewoon, omdat je zoveel van elkaar houdt.

Shanghai – deel 4, de buitenwijken

12 mei 2007

Behalve Gucci en Chanel die tot een heel eind buiten het centrum weten te komen, is er ook in Shanghai een punt waarop de stad verandert in buitenwijken. De wijken die er niet echt bij horen, waar meer mensen die minder te vertellen hebben in kleinere ruimtes wonen. Misschien met meer verhaal, maar er wordt niet naar ze geluisterd.
In de buitenwijken wonen de buitenbeentjes. De mensen die buiten de boot vallen. De buitenproportioneel armen, de viezen en zij die hun toekomst beschouwen als iets wat er niet is. Want het leven met de dag biedt al zo weinig perspectief.
Oh nee. In China is dit de gewone man, die hier toevallig terechtkwam.

Ta Sun kwam uit Huainan. Een stad in het midden van het arme Chinese binnenland dat het moet hebben van steenkolenmijnen. Hij was golfbuddy voor een man van stand en behalve slenteren met clubs en ballen verzorgde hij zijn zieke moeder zodra hij daar tijd voor had.
Maar iemand vond dat hij daar weg moest, een toekomst verdiende. En terwijl hij nog een golfbuddy was, mocht hij plots op Engelse les en chauffeur worden voor een baas uit Nederland. Hij kreeg geld voor een huis en beter eten en zijn Engels werd toereikend. Hij verhuisde en ging wonen in een buitenwijk van Shanghai.
De mensen daar die het echt niet beter hadden, keken op hem neer -als ze al zagen dat hij er was. Maar zijn familie vond hem een held. Want hij was in de stad, in de ‘echte’, grote stad en hij verdiende meer dan waarvan zij ooit dromen konden. Hij had de kans gegrepen om te vertrekken, en te netwerken met buitenlanders. Contacten die zij nooit hadden gehad.

Ta Sun is mijn neef. En tot een paar maanden geleden had ik hem jaren niet gezien. We kwamen elkaar tegen in Huainan. Ik zag dat hij gegroeid was, maar ook vermagerd. Een ielig manneke. Verlegen en in zijn vragende ogen zag ik lijden.
Hoe het met hem ging, daar kon hij kort over zijn: het ging goed. Hij was weer terug in zijn geboortestad en na een paar jaar hard werken in -toch- de mijnen, was hij nu taxichauffeur en had hij ook een autootje aangeschaft. Een gele, en van alle taxi’s die er reden was die van hem het hobbeligst, het warmst en het kleinst. Zijn Engels was belabberd geworden, er was amper nog een woord dat hij fatsoenlijk uitsprak. Waar was die veelbelovende jongen gebleven, die Engelssprekende chauffeur in Shanghai, die een kans gehad had. Mijn hart scheurde in tweeën. Maar hij had alles voor zichzelf. Waardoor hij een arme, maar trotse man in de nabijheid van zijn familie geworden was.

Vaak niet ver van de armen wonen de extreem rijken.
Het zijn de buitenbeentjes aan de andere kant van de medaille. De medaille van goud en die hangt om de dikke nekken van mensen in villa’s met hekken en bewaking. Met een zwembad en tennisbanen voor niemand die het gebruikt. Want koffie drinken, een internationale krant en je bemoeien met de ander en het groepje waar je buiten valt is een tijdrovende bezigheid. De Chinese spek bakt tenslotte lang niet zo lekker als die in Nederland.
Compounds en villawijken. Soms maar een bushalte verwijderd van de mensen van hierboven, van het volk, dat de groente poetst in de winkels van de buitenlanders. In de expatstores voor hen die de luxe bezitten van het vrijuit praten en het klagen en die de macht hebben om om betere bediening te vragen. En daarmee het leven kunnen bepalen van een willekeurige Chinees die er in zijn eentje gewoon niet toe doet. En dus indien nodig voor de grote monden zal moeten wijken.

Geld geld geld. Gucci en Chanel. En heel veel rijken. En mensen die niet weten wat trots betekent, zonder daarbij op anderen neer te kijken.

Ze zitten bij elkaar op de lip. In de gebieden waar de tegenstellingen groot zijn, waar het gebeurt, en de waar de grenzen van wat nog kan en wat niet moeilijk te trekken zijn.
Maar die nergens duidelijker worden dan daar zodra het de rijken niet bevalt. Mensen en mensen. Het rijke schorem en het trotse volk. Lang leve de buitenwijken.