Archive for the ‘Algemeen’ Category

Ijsbeer

29 juni 2011

En in de lente dachten we
we gaan deze zomer zo vaak mogelijk naar het strand.
Of in elk geval naar het water.
Maar dat kwam er nooit van
want dan had de één een koortslip
en dan had een ander een kater
of er was wel weer iets anders aan de hand.

Storm

28 juni 2011

‘Ik heb zin in storm.’
‘Met flitsen en gedonder.’
‘En liters water en hozen in het vooronder.’
‘Eentje waarbij de spullen door de lucht vliegen.’
‘Waarbij je niet kunt blijven zitten.’
‘Dat je moet staan.’
‘En ergens het alarm afgaat.’
‘Rake klappen.’
‘En sirenes.’
‘Zo’n storm.’
‘En hagel.’
‘Met rennen.’
‘En op je snater gaan.’
‘Een echte, goede storm.’
‘En scheuren en gaten.’
‘Een echte. Een denderstorm.’

Henny

28 juni 2011

Op de kentekenplaat aan het hek, stond ‘Henny’.
Een groene Hyundai was ervoor geparkeerd.
De Hyundai was van Henny.
En stond dus goed geparkeerd.
Op de stenen, niet in het gras.
Zoals het hoorde en het moest en het zo alleen goed was.

Hek

24 juni 2011

‘Als ik jou nou wegdoe, denk je dat ik dan de liefde vindt?’ De Denker staat in de berm, rechts het pad en links het gras. Hij kijkt naar zijn schoenen.
‘Mij wegdoen?’ De Dromer kijkt op. Hij zit op een hek van een wei. De koeien grazen op de achtergrond.
‘Ja.’
‘Poeh.’ Hij krabt even op zijn hoofd en houdt zich dan weer vast. ‘Misschien. Maar vrienden kun je volgens mij niet wegdoen.’
‘Niet?’
‘Volgens mij niet.’
‘Waarom niet?’
De Dromer zucht. ‘Ik weet het niet. Ze blijven gewoon bij je zitten.’
De Denker glimlacht. Hij kijkt naar de grond.
Het liefst zou hij nu heel zachtjes de deur dichtdoen.

Riekster laat het even aan de liedjesmakers

23 juni 2011

Van het vuur en het water en onder de sterrenhemel slapen.
Met die rode wijn
en die witte vierkantjes van de maan
in de glazen.
Met een glitter
en het later.
Hij knipoogde
naar haar.

Het geluid van een eiland

21 juni 2011

Van oost naar west regende ik twee keer nat en waaide ik twee keer droog. Waar ik fietste hing het zand in de lucht, waar ik liep stond ik in de modder en waar ik zat prikte de jutter mijn wangen rood. Soms hoorde ik de wind om de koffiemolen slaan, diezelfde wind die de muziek van een man met zijn accordeon naar een heel eind verderop bracht, ergens in het bos. Het bos waar dan weer een camping, dan weer een bekende en dan weer een podium stond. Of een ding, een trapper, een zwiep, een wapper. Het deed allemaal wat het deed terwijl het was waar het was. Op een moment werd ik wakker en zag ik enkel uitgeruste mensen rondom me staan. Blakend, met wijn in hun handen tussen de duinen en het water.
Ondertussen knalde de dj de tonen over het strand bij een langzaam zakkende zon – het geluk.

Het geluk, het geluk strooide zichzelf rond
alsof het een feestje was dat ze al jaren had beloofd.
Gezichten
straalden vanuit hun ziel.
Oerol, het eiland,
ik schrok er bijna van.
Iemand plakte een zoen op mijn voorhoofd,
in een overvloed van kilometers lucht.
Ik waaide steeds verder weg van de overkant.